Zo zijn ze geslagen en gedorst door lichaamslijden en zieleleed, door verdachtmaking en verguizing, tot na hun dood, tot in de Kruiszn welke hun graven tooiden. En zo zijn ze geworden, het zaaigraan, dat wondere wezen, dat sterft, aleer het leven mag, dat leeft, alwaar ‘t gestorven lag en immer stervend leeft. D.M. van Assche
Modest Van Assche (tekst)
s.l., s.d.
Tekening; origineel; 20 x 31 cm; kleur
Beschilderd blad bevestigd aan een houten latje met het uitzicht van een oorkonde met onderaan een tekening van een graf / Overwegend zwarte tekst op beige ondergrond