Collectie
archief

BE ADVN AC2

Archief Arthur de Bruyne

1. Identificatie
1.1. Referentie/Code: BE ADVN AC2
1.2. Titel: Archief Arthur de Bruyne
1.3. Datering: 1936-1992
1.4. Beschrijvingsniveau: Bestand
1.5. Omvang en medium van de beschrijvingseenheden: 15 m (verwerkt) en 4 standaarddozen archief en 11 standaarddozen boeken (in verwerking)

2. Context
2.1. Naam van de archiefvormer: Arthur de Bruyne
2.2. Institutionele geschiedenis
Arthur de Bruyne (Kruibeke, 14 maart 1912 - Mortsel, 9 oktober 1992) was onderwijzer voor doven en spraakgestoorden en later hoofd van de pers- en documentatiedienst (daarna van de internationale informatiedienst) van Kerk in Nood-Oostpriesterhulp; hij was daarnaast historicus-publicist. Arthur de Bruyne was van huis uit Vlaams-nationalist en Grootnederlander en o.m. actief in het Dietsch Jeugdverbond (DJV) en hoofdredacteur van ‘De Blauwvoet’. Hij werd vooral bekend door zijn historische bijdragen over de Vlaamse beweging en de Tweede Wereldoorlog (de repressie) in verschillende Vlaams-nationalistische periodieken, w.o. ‘’t Pallieterke’. Hij publiceerde ook enkele biografische werken. Arthur de Bruyne heeft als publicist een grote invloed gehad op het historische beeldvorming van zijn generatie.
2.3. Geschiedenis van het archief
Het archief werd gevormd in het kader van publicistische activiteiten.
2.4. Verwerving: Vanaf 1986 schonk de archiefvormer reeds enkele bestanddelen van zijn archief aan het ADVN. Zijn erfgenamen gaven eind 1995 (contract van 19 december 1995, effectieve overdracht februari 1996) het grootste deel van het archief in bewaring. In 2002, 2005 en 2009 werd nog restarchief overgemaakt aan het ADVN.

3. Inhoud en structuur
3.1. Bereik en inhoud
Het persoonsarchief bevat over de jaren 1930 tot de jaren 1990 scripten, documentatie en briefwisseling rond de publicaties van de vormer in o.m. ’t Pallieterke en voor zijn referaten. Verder ook documentatie betreffende de Vlaamse beweging, o.m. betreffende collaboratie/repressie, de nationaliteiten en het anticommunisme, naast biografische dossiers. In het archief bevinden zich tevens agenda’s en briefwisseling. Er is ook een uitgebreide verzameling boeken en periodieken.
3.3. Aanvullingen
Het archief zoals het werd overgedragen was niet geordend volgens één of ander globaal en logisch systeem. De dossiers die De Bruyne had gevormd staken in min of meer willekeurige volgorde in een twintigtal dozen. Van het grootste deel "dossiers" was een summiere plaatsingslijst opgemaakt door de bewaargevers. Uit de oorspronkelijke opschriften op de mappen blijkt wel dat een aanzienlijk deel van deze mappen alfabetisch moeten geordend zijn geweest. In welke mate dat alfabetisch klassement werd uitgewerkt en consequent toegepast is echter niet duidelijk.
In een eerste fase van de inventarisatie werd het archief, na een eerste inzage en schoning, beschreven in plaatsingslijsten zonder de bestaande volgorde te wijzigen. Hierbij werden de originele mappen, omslagen en verpakkingen vervangen, weliswaar met behoud van de opschriften.
Op basis van deze plaatsingslijsten werden de archiefbescheiden volgens logische criteria (op computer) herordend. Als kader voor deze logische herordening werd uitgegaan van enkele algemene richtlijnen die men rond persoonsarchieven in de archivistische literatuur terugvindt. Aanvankelijk werd het archief volgens een eerste algemene opdeling herordend. Vervolgens werd - naarmate door het bijeenbrengen van de beschrijvingen het inzicht in geheel en onderdelen toenam - de opdeling steeds verder aangepast en verfijnd. Het voornaamste probleem hierbij was het bepalen van de functie van de stukken in het kader van De Bruynes persoonlijke archiefvorming. Deze functie is immers een bepalend element bij de plaatsing van een stuk in het geheel.
Het archiefschema werd daarbij ontwikkeld uitgaande van het theoretisch model gebaseerd op de opdeling van het archief in stukken betreffende het openbaar leven en stukken betreffende het persoonlijk leven, meer bepaald het volgende model:
1. Persoonlijk en openbaar leven.
2. Persoonlijk leven.
3. Openbaar leven.
Gezien de beperkte overdracht van archiefbestanddelen betreffende het persoonlijk leven bevat de tweede afdeling, zoals boven vermeld, slechts een gering aantal bescheiden. De bestanddelen onder 1 hebben inhoudelijk voornamelijk betrekking op De Bruynes openbaar leven maar kunnen omwille van hun verwevenheid met het persoonlijke en hun algemeen karakter niet onder 3 worden geplaatst. Het belangrijkste deel van het archief heeft betrekking op het openbaar leven.
Naast deze drie afdelingen werd nog een vierde gemaakt die vanuit het specifieke karakter van de oorspronkelijke ordening van Arthur De Bruyne noodzakelijk bleek, namelijk:
4. Onderwerpen.
Het betreft hier het conglomeraat van dossiers die De Bruyne in de loop van zijn leven omtrent bepaalde zaken en personen heeft samengesteld en waarschijnlijk volgens een - al dan niet consequent doorgevoerd - alfabetisch systeem ordende. Het merendeel van deze archiefbestanddelen hoort eigenlijk onder de afdeling openbaar leven (3) en heeft betrekking op zijn activiteiten als publicist. Maar aangezien sommige dossiers ook stukken bevatten die betrekking hebben op zijn persoonlijk leven en dus onder de eerste afdeling horen, leek het ons niet raadzaam om dit geheel te verstoren door deze dossiers te verspreiden over de verschillende afdelingen van de inventaris. Bijgevolg werd geopteerd voor een aparte afdeling die de oorspronkelijke ordening zo weinig mogelijk geweld aandoet.
Voor deze afdeling werd een systeem ontwikkeld dat vermoedelijk verder gaat dan het klassement zoals het door De Bruyne werd gehanteerd. De onderwerpen werden opgedeeld volgens zes thema's die nauw aansluiten bij de interessevelden en het werk van Arthur De Bruyne, aangevuld met de obligate onderdelen 'algemeen' en 'varia'. Dit geeft het volgende schema voor de vierde afdeling:
4.1. Algemeen
4.2. Vlaamse Beweging
4.3. Frontbeweging & Activisme
4.4. Wereldoorlog II - Collaboratie - Repressie.
4.5. Communisme & Anti-communisme
4.6. Figuren
4.7. Landen & Nationaliteiten
4.8. Varia
De onderdelen werden geordend van algemeen naar bijzonder en voor de onderdelen drie tot vijf volgens hun chronologische plaats in de geschiedenis. Binnen elk onderdeel werden de onderwerpen alfabetisch geordend.
Bij de concrete uitwerking van deze afdeling werden de oorspronkelijke dossiers van De Bruyne in dit systeem ingepast en waar nodig samengebracht en aangevuld met losse stukken uit het archief die er inhoudelijk bij aansluiten.
Waar documentatie in principe dient gescheiden te worden van het eigenlijke archief kan dit voor dit persoonsarchief, gezien het specifieke karakter, moeilijk worden toegepast. In het kader van De Bruynes publicistische activiteiten is documentatie immers een wezenlijk onderdeel van het voorbereidende werk. Als dusdanig staat ze meestal in relatie met andere stukken - bv. aantekeningen, doorslag van eigen publikatie e.d. - en kan of moet bijgevolg als archief beschouwd worden. Het merendeel van de documentatie is dan ook terug te vinden onder de afdeling 'Onderwerpen' (4), bij de respectievelijke onderwerpen waarop ze betrekking heeft.
Voor de documentatie die geen zichtbaar verband vertoont met een publikatie of andere stukken werd een vijfde afdeling gecreëerd. In strikte zin kan men zeggen dat deze 'losse' documentatie niet meer tot het eigenlijke archief behoort maar gezien de vermelde aard van het archief lijkt het ons gerechtvaardigd om dit materiaal bij de rest te laten aansluiten en in de inventaris op te nemen.
De enkele stukken die niet in een specifieke categorie te plaatsen waren, 'varia' dus, werden aan deze vijfde afdeling toegevoegd.
Voor de vreemde archiefbestanddelen in het archief volgen we min of meer dezelfde redenering als voor de documentatie. Arthur De Bruyne kreeg regelmatig archief van derden ter documentatie voor eventuele publikaties. Naast de oorspronkelijke functie van deze stukken kregen ze in het kader van De Bruynes activiteiten echter een nieuwe, documentaire functie waardoor ze in zekere zin tot zijn archief zijn gaan behoren.
De vreemde stukken die verweven zaten met stukken van De Bruyne hebben we op hun oorspronkelijke plaats gelaten. De overige vreemde bestanddelen die geen zichtbaar verband met het archief vertoonden zijn ondergebracht in een aparte, zesde afdeling. In bijlage vindt men een volledige opgave van alle vreemde archiefbestanddelen, zowel deze uit afdeling zes als diegene die op hun plaats in het archief behouden bleven.
Volgens het herkomstbeginsel zouden deze vreemde stukken in principe moeten worden teruggebracht naar het archief waartoe ze in eerste instantie behoorden.
In een laatste fase werden de stukken effectief herordend volgens het hierboven geschetste archiefschema dat daarbij verder verfijnd werd. Tegelijkertijd werd de definitieve inventaris opgesteld aan de hand van de samengebrachte beschrijvingen uit de plaatsingslijsten (zie boven). Hierbij worden de bestanddelen in de inventaris niet doorlopend maar volgens de indeling van het archiefschema genummerd. Aangezien het hier verwerkte archief niet volledig is (zie boven) blijven de aanpassingen bij eventuele nieuwe aanvullingen zodoende beperkt tot één afdeling.
Voor de verdere indeling van de verschillende afdelingen werd in principe van algemeen naar bijzonder gewerkt. Binnen de afgescheiden onderdelen werd naargelang van het materiaal hetzij chronologisch hetzij alfabetisch geordend. Concreet werd getracht elk archiefbestanddeel te plaatsen onder de voor haar meest specifieke hoofding.
3.4. Ordening
Het archief zoals het werd overgedragen was niet geordend volgens één of ander globaal en logisch systeem. De dossiers die De Bruyne had gevormd staken in min of meer willekeurige volgorde in een twintigtal dozen. Van het grootste deel "dossiers" was een summiere plaatsingslijst opgemaakt door de bewaargevers. Uit de oorspronkelijke opschriften op de mappen blijkt wel dat een aanzienlijk deel van deze mappen alfabetisch moeten geordend zijn geweest. In welke mate dat alfabetisch klassement werd uitgewerkt en consequent toegepast is echter niet duidelijk.
In een eerste fase van de inventarisatie werd het archief, na een eerste inzage en schoning, beschreven in plaatsingslijsten zonder de bestaande volgorde te wijzigen. Hierbij werden de originele mappen, omslagen en verpakkingen vervangen, weliswaar met behoud van de opschriften.
Op basis van deze plaatsingslijsten werden de archiefbescheiden volgens logische criteria (op computer) herordend. Als kader voor deze logische herordening werd uitgegaan van enkele algemene richtlijnen die men rond persoonsarchieven in de archivistische literatuur terugvindt. Aanvankelijk werd het archief volgens een eerste algemene opdeling herordend. Vervolgens werd - naarmate door het bijeenbrengen van de beschrijvingen het inzicht in geheel en onderdelen toenam - de opdeling steeds verder aangepast en verfijnd. Het voornaamste probleem hierbij was het bepalen van de functie van de stukken in het kader van De Bruynes persoonlijke archiefvorming. Deze functie is immers een bepalend element bij de plaatsing van een stuk in het geheel.
Het archiefschema werd daarbij ontwikkeld uitgaande van het theoretisch model gebaseerd op de opdeling van het archief in stukken betreffende het openbaar leven en stukken betreffende het persoonlijk leven, meer bepaald het volgende model:
1. Persoonlijk en openbaar leven.
2. Persoonlijk leven.
3. Openbaar leven.
Gezien de beperkte overdracht van archiefbestanddelen betreffende het persoonlijk leven bevat de tweede afdeling, zoals boven vermeld, slechts een gering aantal bescheiden. De bestanddelen onder 1 hebben inhoudelijk voornamelijk betrekking op De Bruynes openbaar leven maar kunnen omwille van hun verwevenheid met het persoonlijke en hun algemeen karakter niet onder 3 worden geplaatst. Het belangrijkste deel van het archief heeft betrekking op het openbaar leven.
Naast deze drie afdelingen werd nog een vierde gemaakt die vanuit het specifieke karakter van de oorspronkelijke ordening van Arthur De Bruyne noodzakelijk bleek, namelijk:
4. Onderwerpen.
Het betreft hier het conglomeraat van dossiers die De Bruyne in de loop van zijn leven omtrent bepaalde zaken en personen heeft samengesteld en waarschijnlijk volgens een - al dan niet consequent doorgevoerd - alfabetisch systeem ordende. Het merendeel van deze archiefbestanddelen hoort eigenlijk onder de afdeling openbaar leven (3) en heeft betrekking op zijn activiteiten als publicist. Maar aangezien sommige dossiers ook stukken bevatten die betrekking hebben op zijn persoonlijk leven en dus onder de eerste afdeling horen, leek het ons niet raadzaam om dit geheel te verstoren door deze dossiers te verspreiden over de verschillende afdelingen van de inventaris. Bijgevolg werd geopteerd voor een aparte afdeling die de oorspronkelijke ordening zo weinig mogelijk geweld aandoet.
Voor deze afdeling werd een systeem ontwikkeld dat vermoedelijk verder gaat dan het klassement zoals het door De Bruyne werd gehanteerd. De onderwerpen werden opgedeeld volgens zes thema's die nauw aansluiten bij de interessevelden en het werk van Arthur De Bruyne, aangevuld met de obligate onderdelen 'algemeen' en 'varia'. Dit geeft het volgende schema voor de vierde afdeling:
4.1. Algemeen
4.2. Vlaamse Beweging
4.3. Frontbeweging & Activisme
4.4. Wereldoorlog II - Collaboratie - Repressie.
4.5. Communisme & Anti-communisme
4.6. Figuren
4.7. Landen & Nationaliteiten
4.8. Varia
De onderdelen werden geordend van algemeen naar bijzonder en voor de onderdelen drie tot vijf volgens hun chronologische plaats in de geschiedenis. Binnen elk onderdeel werden de onderwerpen alfabetisch geordend.
Bij de concrete uitwerking van deze afdeling werden de oorspronkelijke dossiers van De Bruyne in dit systeem ingepast en waar nodig samengebracht en aangevuld met losse stukken uit het archief die er inhoudelijk bij aansluiten.
Waar documentatie in principe dient gescheiden te worden van het eigenlijke archief kan dit voor dit persoonsarchief, gezien het specifieke karakter, moeilijk worden toegepast. In het kader van De Bruynes publicistische activiteiten is documentatie immers een wezenlijk onderdeel van het voorbereidende werk. Als dusdanig staat ze meestal in relatie met andere stukken - bv. aantekeningen, doorslag van eigen publikatie e.d. - en kan of moet bijgevolg als archief beschouwd worden. Het merendeel van de documentatie is dan ook terug te vinden onder de afdeling 'Onderwerpen' (4), bij de respectievelijke onderwerpen waarop ze betrekking heeft.
Voor de documentatie die geen zichtbaar verband vertoont met een publikatie of andere stukken werd een vijfde afdeling gecreëerd. In strikte zin kan men zeggen dat deze 'losse' documentatie niet meer tot het eigenlijke archief behoort maar gezien de vermelde aard van het archief lijkt het ons gerechtvaardigd om dit materiaal bij de rest te laten aansluiten en in de inventaris op te nemen.
De enkele stukken die niet in een specifieke categorie te plaatsen waren, 'varia' dus, werden aan deze vijfde afdeling toegevoegd.
Voor de vreemde archiefbestanddelen in het archief volgen we min of meer dezelfde redenering als voor de documentatie. Arthur De Bruyne kreeg regelmatig archief van derden ter documentatie voor eventuele publikaties. Naast de oorspronkelijke functie van deze stukken kregen ze in het kader van De Bruynes activiteiten echter een nieuwe, documentaire functie waardoor ze in zekere zin tot zijn archief zijn gaan behoren.
De vreemde stukken die verweven zaten met stukken van De Bruyne hebben we op hun oorspronkelijke plaats gelaten. De overige vreemde bestanddelen die geen zichtbaar verband met het archief vertoonden zijn ondergebracht in een aparte, zesde afdeling. In bijlage vindt men een volledige opgave van alle vreemde archiefbestanddelen, zowel deze uit afdeling zes als diegene die op hun plaats in het archief behouden bleven.
Volgens het herkomstbeginsel zouden deze vreemde stukken in principe moeten worden teruggebracht naar het archief waartoe ze in eerste instantie behoorden.
In een laatste fase werden de stukken effectief herordend volgens het hierboven geschetste archiefschema dat daarbij verder verfijnd werd. Tegelijkertijd werd de definitieve inventaris opgesteld aan de hand van de samengebrachte beschrijvingen uit de plaatsingslijsten (zie boven). Hierbij worden de bestanddelen in de inventaris niet doorlopend maar volgens de indeling van het archiefschema genummerd. Aangezien het hier verwerkte archief niet volledig is (zie boven) blijven de aanpassingen bij eventuele nieuwe aanvullingen zodoende beperkt tot één afdeling.
Voor de verdere indeling van de verschillende afdelingen werd in principe van algemeen naar bijzonder gewerkt. Binnen de afgescheiden onderdelen werd naargelang van het materiaal hetzij chronologisch hetzij alfabetisch geordend. Concreet werd getracht elk archiefbestanddeel te plaatsen onder de voor haar meest specifieke hoofding.

4. Voorwaarden voor raadpleging en gebruik
4.1. Voorwaarden voor raadpleging: gesloten
schriftelijke toestemming vereist van: bewaargevers / erfgenamen
De niet-uitgegeven stukken zijn vanaf 2046 raadpleegbaar. Raadpleging van dat gedeelte van het archief wordt enkel eerder toegelaten na aangetekend schrijven van de bewaargevers of hun erfgenamen aan het ADVN.
4.2. Voorwaarden voor reproductie
Kopiëring, publicatie of enig ander gebruik voor 2046 is enkel toegelaten na aangetekend schrijven van de bewaargevers of hun erfgenamen aan het ADVN.
4.3. Taal en schrift: Nederlands
4.5. Toegangen: inventaris

5. Verwant materiaal
5.3. Verwante beschrijvingseenheden
-in het ADVN: in het Archief Arthur de Bruyne bevonden zich de volgende bestanddelen van andere archieven: Archief Vlaamse Concentratie (BE ADVN AC3); Archief Vlaamse Volksbeweging (BE ADVN AC4); Archief Michiel Bulckaert (BE ADVN AC578); Archief Carlo Reiners (BE ADVN AC579); Archief Jules-Alberic Spincemaille (BE ADVN AC91); Archief Edgard Muylle (BE ADVN AC637)
-in het AMVC: een beperkte collectie (identificatienummer B929)

8. Plaatsing
D8661-D8779; F1

Trefwoorden: 
Arthur De Bruyne [E. de V. (in “ ‘t Pallieterke”) (naar: vader ‘Emiel’ en moeder ‘De Volder’); W. de Rode (in “Inleiding van Het Proces Borginon”(1948)); G. De Deycker; Oso (in “ ‘t Pallieterke”); Joost Van der Aa; Waaslander (in “Het Pennoen”); G. de Beycker; EDV]
Vlaamse beweging (algemeen)
Vlaams-nationalisme (algemeen)
Minderheden
Nationaliteiten
Nationalisme
Pallieterke ('t) [periodiek]
Collaboratie
Anticommunisme
Repressie (na WO II)

Externe databanken

Externe databanken

Abraham: Belgische kranten, 1830-1950

www.krantencatalogus.be

 

Archiefbank: private archieven in Vlaanderen

www.archiefbank.be

 

Heldenhulde: zerken, personen en begraafplaatsen

www.heldenhulde.be

 

Nieuws van de Groote Oorlog: gedigitaliseerde pers, 1914-1918

www.hetarchief.be

 

ODIS: personen, organisaties etc. van het Vlaamse middenveld, 19e-20e eeuw

www.odis.be

.

.