Monumenten en Vlaamse beweging

Monumenten en Vlaamse beweging
periode: 
1999 - 2003
opdrachtgever(s): 
Provinciebestuur Oost-Vlaanderen – Museum van de Vlaamse Sociale Strijd (MVSS)
uitvoerder(s): 
Frank Seberechts

Het gedenken en eren van overleden dierbare en vooraanstaande personen kent in onze samenleving een lange traditie. Dat is ook het geval in de Vlaamse beweging. Standbeelden, gedenkplaten, straatnaamborden en grafmonumenten getuigen hiervan.

 

De negentiende eeuw

Uit het onderzoeksproject blijkt hoe vooraanstaande Vlamingen in diverse monumenten werden en worden herdacht. In de loop van de voorbije twee eeuwen evolueerde die praktijk, zowel inhoudelijk als qua vormentaal.

In de eerste decennia na de Belgische onafhankelijkheid werd heel wat aandacht besteed aan het creëren van een Belgische nationale identiteit. Daarbij werden de voormannen uit het verleden opgenomen in de Belgische canon. Het ging in de eerste plaats om geleerden en kunstenaars, zoals Jacob Van Maerlant, Peter Paul Rubens en Jan Van Eyck. Maar ook politici en volksleiders kwamen aan bod, zoals Jacob Van Artevelde, Jan Breydel en Pieter De Coninck en de graven van Egmont en Horne. Tenslotte werden ook bepaalde grote gebeurtenissen herdacht met een monument, zoals de Guldensporenslag en de Boerenkrijg. Meer en meer doken hierbij de typisch Belgische tegenstellingen op: vrijzinnigen en katholieken gaven hun eigen interpretatie aan de geschiedenis en de historische figuren en gebeurtenissen, Vlaamsgezinden verdroegen hoe langer hoe minder de Franstalige en Belgisch-nationalistische claim op de geschiedenis, arbeiders hadden kritiek op het bourgeois-karakter van de manifestaties en de beelden.

Naarmate de negentiende eeuw vorderde, kreeg men ook aandacht voor de illustere tijdgenoten. Opnieuw waren het in de eerste plaats de kunstenaars – vaak schrijvers – die met grafmonumenten en standbeelden werden herdacht: Hendrik Conscience, Albrecht Rodenbach, Guido Gezelle, Anton Bergmann, Jan Frans Willems enz. Ook hier bleven de tegenstellingen tussen katholieken en vrijzinnigen (vooral liberalen) een rol spelen. Verder werd de Vlaamsgezinde toon militanter, hoewel men het Belgische kader zeker bleef accepteren. De beelden die de monumenten en graven sierden waren meestal realistisch en/of romantiserend. Bij enkele uitgesproken katholieke grafmonumenten, zoals dat van Lodewijk De Bo en van Guido Gezelle, deed de neogotische stijl zijn intrede.

Het initiatief tot de oprichting van de monumenten ging vaak uit van plaatselijke en nationale bewindslieden of van een comité ad hoc dat dan de steun kreeg van de overheid. In elk geval werd de realisatie van de monumenten gedragen door de brede lagen van de bevolking. De functie van de monumenten was meervoudig. In de eerste plaats kreeg het straatbeeld of de begraafplaats meer cachet. Het beeld droeg bij tot het prestige van de stad of van de gemeente, maar ook van de initiatiefnemers, de kunstenaars en de overheden. Ten slotte werden de beelden ook opgericht tot lering en vermaning van de passant.

 

Scheiding der geesten

De Eerste Wereldoorlog zorgde voor een versnelling en verscherping van het emancipatiestreven van Vlaanderen. Een deel van de Vlaamse beweging keerde zich af van de Belgische realiteit en creëerde een eigen dynamiek. Dat kwam ook tot uiting in de diverse monumenten die vooral tussen de twee wereldoorlogen werden opgericht. Toch bleef men een aantal monumenten in de klassieke Vlaams-Belgische sfeer situeren. Dat was onder meer het geval met het Peter Benoitgedenkteken in Antwerpen.

Het monument bij uitstek dat de scheiding der geesten zou gestalte geven, was de IJzertoren in Diksmuide. Tot de dag van vandaag wordt het door velen beschouwd als een symbool voor de eis tot zelfbestuur van de Vlaamse gemeenschap en voor de strijd die tegen de Belgische structuren werd geleverd. Daarnaast blijft de pacifistische symboliek van de toren zeer belangrijk. Maar ook andere (graf)monumenten en gebeurtenissen wijzen op de verharding van de standpunten: het romantische grafmonument voor Herman Van den Reeck, het gestileerde beeld op het graf van Berten Fermont, de incidentrijke manifestaties rondom de graven van de activisten Alfons Depla en Hippoliet Meert.
De consensus rond de oprichting van monumenten was vaak zoek. Meestal werd het initiatief voortaan genomen door kleine groepen uit de Vlaamse beweging, terwijl de overheid eerder afwachtend of zelfs afwijzend stond tegenover de herdenkingen. Binnen die Vlaamse beweging werd evenwel geregeld en met succes opgeroepen tot een financiële inspanning en een eerbiedvolle mobilisering bij inhuldigingen of herdenkingsmomenten.

 

Tijdens en na de Tweede Wereldoorlog

De Tweede Wereldoorlog bracht specifieke herdenkingsmomenten en een specifieke vormentaal met zich mee. De invloed daarvan bleef tot lang na de bevrijding voortduren.
De participatie van grote delen van de Vlaamse beweging aan de collaboratie, zorgde voor nieuwe vormen en inhouden voor de monumenten- en grafcultuur. Soms kwamen nationaal-socialistische symbolen en teksten voor op de graven van gevallen Oostfrontsoldaten en op het thuisfront gedode collaborateurs, zoals August Schollen. De overleden VNV-leider Staf De Clercq werd gehuldigd met een nooit afgewerkte herdenkingssite in Kester. Na de oorlog werden deze graven en symbolen verwijderd of vernield, vaak met geweld. Het berkenkruis van de Oostfronter bleef bestaan als één van de gedenktekens voor deze periode. De graven van vooraanstaande collaborateurs als Cyriel Verschaeve, August Borms en Staf De Clercq, naast anderen, konden jaren lang op belangstelling en verering rekenen van de harde nationalistische kern in de Vlaamse beweging.

Opnieuw werden vooraanstaande Vlamingen met monumenten gehuldigd. Er trad evenwel een verschuiving op: naast min of meer realistische beelden (Felix Timmermans, Alice Nahon, Jozef Simons), werden ook monumenten gerealiseerd waarbij het werk van de geëerde als “pars pro toto” werd getoond. Dat was onder meer het geval bij monumenten voor Ernest Claes, Filip De Pillecyn en Jozef Goossenaerts. Verder werd ook aandacht besteed aan figuren uit her Reinaertepos en aan Tijl Uilenspiegel: zij symboliseren wat gezien wordt als de “Vlaamse volksziel”.

Hierbij kan de rol van organisaties als het Davidsfonds en, vooral, de Vlaamse Toeristenbond nauwelijks worden overschat. Zij hebben bewust bijgedragen tot het creëren van een Vlaamse canon, maar ook tot een popularisering van de vooraanstaande Vlamingen. Die werden getoond als mensen uit het volk, hun talenten werden gevoed door dit volk en hun realisaties stralen dan ook af op Vlaanderen.

Ook in recente jaren werden nog monumenten opgericht ter ere van bepaalde personen of gebeurtenissen. Dat was onder meer het geval in het “Boerenkrijgjaar” 1998, terwijl figuren als Amedee Verbruggen en Clemens De Landtsheer met respectievelijk een borstbeeld en een heldenhuldezerk werden geëerd. De behoefte tot herdenken bestaat dus nog steeds. De vormentaal en de inhoud van deze herdenkingen is aan evolutie onderhevig, maar sommige tradities blijven overeind.

 

Gegevensbank

De gegevensbank “Monumenten en Vlaamse beweging” is één van de resultaten van een gelijknamig project. De bijhorende tentoonstelling en publicatie dragen beide de ondertitel: “Over monumenten en Vlaamse beweging”.
De kern van het gegevensbestand wordt gevormd door de informatie die werd verzameld voor de uitwerking van de tentoonstelling en het boek.
Het gebied dat de gegevensbank bestrijkt werd evenwel verruimd. De Vlaamse beweging blijft ruim vertegenwoordigd in de steekkaarten, maar het onderzoek werd uitgebreid tot andere belangrijke figuren of gebeurtenissen met betrekking tot Vlaanderen. De monumenten hoeven dus niet in Vlaanderen te staan.
Enkele monumenten zijn voorlopig niet opgenomen: de standbeelden en grafmonumenten die betrekking hebben op het Belgisch vorstenhuis werden niet opgenomen. Evenmin werden oorlogsmonumenten en -kerkhoven van de beide wereldoorlogen in de gegevensbank ingebracht (behalve heldenhuldezerken en de “IJzersymbolen”). Ook (graf)monumenten in kerken, kapellen en privé-gebouwen dienen nog geïnventariseerd en ingebracht.
De gegevensbank is hoe dan ook een product dat aan evolutie onderhevig is. Alle aanvullingen en correcties zijn welkom.

 

realisaties

tentoonstelling: “Duurzamer dan graniet”, Gent, Campo Santo, 13/6/2003 tot 13/7/2003
publicatie: Frank Seberechts (red.), “Duurzamer dan graniet” Over monumenten en Vlaamse beweging, Tielt-Antwerpen, 2003 (Bijdragen Museum van de Vlaamse Sociale Strijd, nr. 19)
– gegevensbank: "Monumenten en Vlaamse beweging"
– fototentoonstelling met delen uit de tentoonstelling "Duurzamer dan graniet", o.a. in  AMVB, Brussel en Stadhuis Mortsel.

Wetenschappelijke Raad

Via de oprichting van de Wetenschappelijke Raad (WR) is voortaan een permanent beroep mogelijk op de verzamelde wetenschappelijke expertise rond nationale bewegingen en andere ADVN-themavelden. Met de Raad haalt de instelling immers de contacten met de academische wereld en het bredere onderzoeksveld structureel aan. De WR werkt in alle autonomie en verstrekt advies in tal van kwesties: o.m. projectvoorstellen, manuscripten, samenwerkingsovereen-
komsten en verwerkingsplannen worden systematisch aan het kritische oordeel van de leden voorgelegd.
Leden

Langlopende projecten